MOND EN TANDEN
Een baby gebruikt zijn mond onmiddellijk na de geboorte al om te zuigen en te drinken, maar in het begin ook om te voelen. Alles wat het in handen krijgt betast de baby er even mee. Op deze leeftijd wordt er veel gekwijld en komen de (voor)tanden door.
BEWEGEN EN OMDRAAIEN
Als de baby zijn handen eenmaal goed heeft leren kennen begint de ontwikkeling van de fijne motoriek. Babyvingers blijken in allerlei gaatjes te passen. Met twee vingers kan het al van alles vastpakken. Dan volgt het omdraaikunstje. Ineens heeft de baby in de gaten hoe het moet: vanuit rugligging kan het zich omrollen.
KRUIPEN, ZITTEN, STAAN
Vanuit de buikligging leren baby’s kruipen en zitten. Als uw kind heeft ontdekt dat het zijn benen onder zijn buik kan trekken en dat je zo omhoog kunt komen, gaat het zitten. Daarna heeft uw kind het kruipen snel onder de knie. Veel kinderen ontwikkelen daarmee een enorme snelheid. Maar er zijn er ook die over de vloer blijven tijgeren of die eerst achteruit schuiven. Rond 1 jaar kan het kind vaak al staan. Door het kruipen en lopen wordt de leefwereld van uw kind steeds groter. Daardoor leert uw kind veel nieuwe betekenissen kennen en gaat daar actief naar op zoek.