Spraak

We spreken in zinnen die bestaan uit woorden, lettergrepen en letters. Elke letter heeft zijn eigen klank. Woorden bestaan uit verschillende klanken achter elkaar. Kinderen leren de klanken van hun ouders/opvoeders door na te doen. Door het verkeerd uitspreken van een letter (of combinaties ervan) krijgen woorden een andere betekenis.   
De spieren van de lippen en tong verzorgen de spraak (articulatie). De meest voorkomende spraakproblemen zijn:

  • Algemene articulatieproblemen zoals het niet goed kunnen uitspreken van een bepaalde klank (bijvoorbeeld de r).
  • Spraakontwikkelingsproblemen. Bepaalde klanken worden weglaten of vervangen door andere klanken (bijvoorbeeld de k wordt een t).
  • Slissen. Dit is spreken met de tong tussen of tegen de tanden (bij de tongpuntklanken als s, z ,t ,d, n en l). 
  • Bij kinderen met een aangeboren gehemelte- of lipspleet (schisis) is de spraak vaak minder verstaanbaar. Doordat het gehemelte niet goed kan worden opgetrokken, ontsnapt bij het spreken te veel lucht door de neus. Door vervorming van de lip door een lipspleet lukt de uitspraak van sommige klanken (zoals b, p en m) soms niet goed.
  • Ook zonder vervormingen aan het gehemelte wordt het gehemelte soms niet goed opgetrokken waardoor teveel lucht ontsnapt bij het spreken. Er is dan sprake van open nasaliteit. Wanneer er geen of te weinig gebruik wordt gemaakt van de neusweg bij het spreken is er sprake van gesloten nasaliteit.
  • Stotteren
  • Verbale dyspraxie. Dit is een stoornis in het besturen van de spraakspieren waardoor klanken niet zo worden uitgesproken als ze zijn bedoeld.
  • Andere problemen die te maken hebben met het niet goed gebruiken van de lip- en tongspieren zijn:
    • Eet- en drinkproblemen, aangeboren bij kleine baby’s of als gevolg van hersenziekten bij ouderen.
    • Afwijkend mondgedrag zoals het zuigen op vingers of speen, bijten op nagels, open mondgedrag en/of mondademen.