Gehoor

Communiceren is een combinatie van spreken en luisteren. Die twee functies horen bij elkaar als het kind een gesprek voert met iemand. Het kind reageert op wat de ander zegt en hoe het dat (gesproken geluid) waarneemt. Hoe het kind hoort beïnvloedt de reactie. Als het iets niet helemaal verstaan heeft, vraagt het kind om te herhalen. Omdat logopedie gaat over communicatie kijkt de logopedist ook naar het gehoor.
Voor de communicatie is het belangrijk dat het gehoor in orde is, zodat het kind kan

  • horen wat de ander zegt.
  • horen wat het zelf zegt. Dit is nodig om zelf goed en verstaanbaar te kunnen spreken.

Als het kind niet (meer) kan horen, dan is het belangrijk om te leren hoe het moet liplezen (spraakafzien) of hoe het (ondersteunende) gebarentaal kan gebruiken. De logopedist in een audiologisch centrum kan een gehoortest afnemen en gehoorapparatuur aanpassen

LUISTEREN

Er is een verschil tussen horen en luisteren. Kinderen die goed horen kunnen toch moeite hebben met het oppakken en verwerken van informatie en opdrachten. Vaak is de luisterhouding kort, onrustig en kunnen deze kinderen zich slecht ‘richten’. Voor het goed kunnen luisteren zijn aandacht en concentratie belangrijk. Een goede luisterhouding is ook een voorwaarde voor het opstarten van het leesproces. Een kind moet verfijnd kunnen luisteren om op het gehoor klanken te herkennen, te weten welke letter bij welke klank hoort, te kunnen rijmen en te hakken en plakken. Dit zijn voorwaarden voor het leren lezen.

TAALBEGRIP

Als het kind wel hoort wat iemand zegt maar het niet begrijpt, kan dit een stoornis in het taalbegrip zijn. De logopedist kan een test afnemen om het taalbegripsniveau in kaart te brengen.